30 TROUWEN.
— Dus toch niet — Goddank ; ik vreesde het, zie je ? Maar, als je dan niet hang bent, waarom maak je dan zoo’n misbaar — tegen een zoen. Ben je dan niet mijn meisje — mijn aanstaand vrouwtje...?
— Maar nou toch nog niet 1
— Nog niet — nóg niet! Mag ik je daarom nu geen zoen geven ? Ben je dan nu minder mijn meisje, mijn vrouw, dan over veertien dagen ? Wèt verbiedt mij, je nou te omhelzen en te liefkoozen, je nou reeds in mijn armen te nemen en lief
te hebben als mijn eigen vrouwtje......?
Mag ik je dan nou nog niet liefhebben en moet het juist over veertien dagen, na de Choppa ineens loskomen ? Ben je mij dan nu absoluut vreemd, tot aan onzen trouwdag en moeten de ceremoniën van zoo’n dag mij eerst het recht geven mét je te zijn, zooals ik dat innig verlang, zoo-