Trouwen. 25
zij heul dan niet eens een vriendelijk antwoord waard ?
Wel, was zij jegens hem nooit anders dan heel vriendelijk, bij koel-af geweest, doch nooit was het hem zóózeer opgevallen, had het hem zóó onaangenaam getroffen als juist nu. Telkens als zij zijn warm-innige teederheid ongeduldig had afgewezen en zij zijn somwijlen plots-wilde omhelzingen had afgeweerd met onmiskenbaren tegenzin op het blank-lief gelaat, had hij dat beschouwd als een, zij het overdreven, uiting van echt jonkvrouwelijke schuchterheid, en had die gedachte hem haar nog meer doen achten. Doch, dat zij zich nu nog koel en terughoudend jegens hem betoonde — ja, zich- blijkbaar om hem niet meer bekommerde dan om eenig meubel in de kamer, dat deed hem innig pijn.
Waarom bleef zij maar steeds in dat