67
volgde een ontspanning, een gerustheid —, hij behoefde de markt niet over —, hij kon zeggen dat hij haast had en ze konden een korteren weg gaan — iets korter maar! — door een armelijk zijstraatje achter het marktplein om, En nu hij dit beraamd had, begon hij dadelijk over zijn haast te spreken, den ander aansporend tot vlugger loopen, maar innerlijk, behalve door een vaag gevoel van onveiligheid, voortdurend en sterk beziggehouden door verlangen en brandende nieuwsgierigheid.
Als hij straks thuis kwam, en ze hem vroegen naar de reden van zijn uitblijven, zou hij, zoo achteloos weg, als was er niets ongewoons gebeurd zeggen; ,7even met een jongen mee naar huis geweest, die werk van mij overschrijven wou/’ Hij stelde zich het heele gesprek voor, dat daarop volgen moest —, tante Rebecca zou het wel uitlokken, zij die alles wilde weten en, smalend op de gojim, haakte naar hun gemeenzaamheid.
,,Waar woont hij?" zou ze vragen —, maar hij zou zich groot houden, niemand mocht iets aan hem bemerken van dat, waarvoor hij zich zoo brandend schaamde, waartegen hij streed, maar dat hij toch niet ten onder brengen kon.
En terwijl sprak de jongen naast hem over tennissen en over visschen — hun chauffeur had hem beloofd, hem te leeren snoeken vangen —, het was een heele aparte kunst, er was trouwens heelemaal veel meer aan visschen dan de meeste menschen