De weg alleen

Titel
De weg alleen

Jaar
1949

Pagina's
195



HOOFDSTUK IV

Het goedig gezicht van haar broer, tegenover haar onder het lamplicht, knikte zorgelijk.

„Ik wist het wel, Car,” zei hij, „dat het daarvoor was, dat je me liet komen.”

„Hoe wist je het?”

„Och, — ik kon dat toch wel uitrekenen. Een zakenman begrijpt zulke dingen.”

„Begreep je het al eerder?”

„Ja. Dadelijk toen Leo gestorven was.”

„Waarom heb je me dat niet gezegd?”

Flip zweeg even, zijn grote, ronde kop neergebogen. Toen:

„Ik dacht... Weet je, je was zo met raadgevingen omgeven. Ik dacht, dat het je de keel uit zou gaan hangen.”

Car bloosde.

„Dank je, Flip. Fijn, dat je dat begrepen hebt.” Hij keek snel op.

„O, dus dan was het toch goed gezien. Gelukkig.” „Ja,” zei ze. „Ik vind alles beter, — zorgen en slapeloze nachten en alles, — dan al die goeie mensen, die wroeten en bedillen in je eigen dingen. Ze hebben er zo’n plezier in, weet je: ziezo, nu is die man dood, nu zullen wij ons eens laten gelden bij dat jonge


39

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.