bange, afwachtende rust, maar toch rust.
Clara was naar huis gegaan om ten-minste nog even zelve de twaalfuurs-boterham voor haar kinderen te verzor-gen en een blik in de keuken te slaan, waar het eten, dat te vuur stond, moest nagegaan worden en opgelet, of Neel-tje, de meid, het koperen chanoeka-ijzer,1) den koperen blaasbalg, de kop e-ren schuimspaan, de koperen gatepe-tiel,2) het koperen zwavelstokkenbakje, den koperen vijzel en den grooten, rood-koperen waterketel wel een beurt had gegeven en het achterhuis met de glazenspuit gedaan.
Ook Bekkie was verdwenen. Zij was te ongedurig en druk om stil te kunnen zijn en herinnerde zich tijdig hare hui-selijke plichten.
De moeder van Duifje, de stille vrouw met het zachte, geduldige, vriendelijke,
*) Lamp voor het Maccabeeënfeest. 2) Vergiet.
71