zijn werk dacht hij, zijn thuis, zijn kin-deren.... aan dit geval....
Flauw schemerde het licht van den herfstdag naar binnen. De kamer was vol donkere hoeken en er waren vreem-de lichtplekken op de schaarsche meu-beis.... In het bed lag, nauwelijks zicht-baar, grauw-bleek, hoekig, met diepe schaduwen op het gezicht, de patiënt onbewegelijk....
Een doodelijke angst beklemde plots den dokter. Ineens, de stilte ruw ver-brekend, vloog hij op, scheurde de gor-dijnen open, boog zich over de roerloo-ze gestalte, nam de pols, luisterde....
.... Eindelijk, een zucht, een beweging, een zich verleggen.... Wat hij gevreesd had, was niet waar....
״Dokter....” mompelde Duifje onrustig. ״Ga maar weer liggen,” suste hij, ״slaap maar weer....” En hij dekte haar als een moeder toe....
Over het huis was rust gedaald, een 70