stralende gezicht, vredig omlijst door de gladde, donkere toer,1) die onder de witte muts uitkwam, de moeder van de jonge huisvrouw zorgde op haar rustige wijze, dat er 'n boterham gegeten kon worden.
״Tante Rifke, eet u wat, ’n stukkie brood met kaas, u zal uw krachten nog noodig hebben....!”
״Ja, ik kan daar eten!” zei de baker ver-drietig.... ״’n Klein pietsie, om u plezier te doen....” Daarop nam zij de vier gal-leboterhammen,2) die de gastvrouw voor haar had klaargezet, en begon ze stelselmatig in stukjes te breken, om ze beter achter haar kaduke kiezen te kun-nen werken. Met eenige heete koppen koffie spoelde zij ze naar binnen. Oude grootmoeder Hindele scheen on-vindbaar, totdat zij haar in het emmers-en dweilenhok achter de keuken op-diepten, ijverig aan 't scharrelen.
*) Pruikachtige haarbedekking. 2) Vlechtenbrood.
72