overbodig waren of als schadelijk voor het volk konden worden uitgelegd. Oorspronkelijk hadden vele Joden meer of minder vooraanstaande posten bekleed. Dat zij er zorg voor droegen op deze plaatsen zo min mogelijk als Joden op te vallen, is duidelijk voor ieder die het lot van de Joodse assimilant kent. Iedere verbinding met nationale, buiten Rusland gelegen, Joodse nationaliteit moest tot iedere prijs worden vermeden. Zionistische activiteit werd daarom van de aanvang af bestreden en Zionistische leiders werden als ’contra-revolutionnaire reactionnaire cosmopolieten’ gevangen gezet.
Zo werd de Joodse gemeenschap in de Sovjetunie langzaam losgeweekt van het Joodse volk. Toen de volledige assimilatie, ondanks het verbod van Joodse scholen en een rigoureuze antireligieuze en anti-zionistische politiek niet volledig slaagde, werd het plan tot Joodse kolonisatie van Biro-Bidjan uitgevoerd. Van 1928 tot 1933 verhuisden 19.635 Joden naar dit gebied. In 1934 verklaarde de Sovjet-regering dit district formeel tot een Joods district. Het klimaat was er moeilijk te verdragen en vele Joden verlieten Biro-Bidjan. Naar één mijner zegslieden (iemand die vanuit Polen naar Rusland vluchtte gedurende de oorlog en erwoonde van ’39 tot ’45) mij verklaarde, werd de emigratie uit Biro-Bidjan niet als iets ergs beschouwd. 'Verder dan Rusland kun je toch niet lopen’, is een bekend gezegde.
64