of verdrag ooit prijsgegeven; het heele moeizame leven, de ge-heele religieuze en letterkundige cultuur van de Diaspora is erop gericht gebleven en strak ermede verbonden, verbonden met alle vezels van denken, gevoelen en willen, een kleine Joodsche be-volkingskern is er, door do eeuwen heen, altijd achtergebleven als een symbolisch „bezettingsleger", geen doode Jood of hij slaapt, symbolisch alweer, den eeuwigen slaap in den geheiligden grond van het Land van Israël. En eveneens door de eeuwen heen vlamde in het volk de wil tot terugkeer telkens weer op, in de heroïeke fantasterij — maar hoe realistisch in haar diepste wortels en driften — van wat de geschiedenis kleineerend en zonder begrip de „pseudo’’-Messiassen heet, een bonte rij van gegrepe-nen, culmineerend in de bizarre gestalte van een Sabbathai Zewi, die, te klein voor zijn opdracht, toch groot genoeg bleek cm zelfs de Christenwereld in rep en roer te brengen. En toen, in een nieuwen tijd die de mystieke vervoering had verruild voor redelijker en zakelijker vormen van denken en willen, Theodor Herzl zijn alarmroep van „Naar eigen huis!” deed klinken, had, in feillooze intuïtie, het bewustzijn des volks slechts één antwoord: dat dit eigen huis alleen maar Palestina kon zijn. Een antwoord, met klemmenden nadruk herhaald, toen Engeland het een stuk woestijn „ergens in Afrika" als toevluchtsoord bood. Maar in Palestina heeft de on-uitgebluschte liefde van dat volk. de woestenij waartoe verwaarlozing en wanbeheer van Romeinen en Byzantijnen, van Turken en Arabieren, het bloeiende land herschiep, omgetooverd „tot een tuin des Heeren.” De gouden appelen, die de distributie op uw verarmde Hoilandsche tafel bracht, zijn er het geurend getuigenis van... Dit zijn aanspraken van een zedelijke kracht en een histo-rischen inhoud, als geen thans-levend volk op zijn territoir of zijn „irredenta” kan laten gelden. Aanspraken die ook niet hangen in een politiek of staatrechterlijk ledig, die geen droom van heimwee meer zijn maar een welomschreven, nuchter récht, sinds de declaratie van Balfour ze heeft erkend, de ter ziele gegane Volkenbond ze heeft bevestigd en haar rechtmatige opvolgster, de Unie der Vereenigde Volken, ze niet heeft nietig verklaard. Wat eraan getornd en geknibbeld heeft, is kleinmoedigheid, eigenbelang en kwade trouw. Omdat Brittanië, dat gezegd wordt de zeeën te beheerschen, zijn heul en heil zoekt in., schipperen!
En de vlammende jeugd van Israël staat op haar recht, een recht dat zij met haar bloedoffers bezegeld heeft. De jeugd, die van El Alamein tot de Noordzee de trouwe en strijdbare wapenbroeder is geweest van de legers der Vereenigde Volken — maar om Arabische lange teenen geen zeer te doen niet mocht meema-cheeren in de Londensche overwinningsparade! — en die een thuisfront achterliet dat al zijn krachten inspande ten bate der
75