De jonker ging zonder wantrouwen mee, wij hadden vroeger gespeeld in de gangen en hij wilde ze nog wel eens zien. Toen hij eenmaal daar aankwam en den graaf vond wachten, is hij rustig met hem meegewandeld naar de gevangenkamer waar u hem hebt gevonden. Ik ben er niet binnengegaan, hij verzette zich ook niet, geen oogenblik, ik liep kalm achter hen beiden aan. Hij liet zich insluiten en zei alleen nog: „Je zult berouw krijgen, Charles, ik wacht hier tot je berouw krijgt." Maar mijnheer de graaf was geen mensch die berouw krijgt, ik kende hem beter dan de jonker. Hij bleef vier maanden op Auzun, langer dan hij er ooit is gebleven, en iederen dag gaf hij mij persoonlijk opdracht om den jonker eten en drinken te reiken door het luik in de torenkamer. Toen kwam een ijlbode uit Versailles, hij werd teruggeroepen. Hij gaf mij opdracht om den jonker verder te bedienen, maar niemand anders in vertrouwen te nemen. Hij liet niet zweren, dat was onnoodig.”
Ik glimlachte inwendig om zijn bedienden-trots. „Ga voort,” zei ik.
„Ik verzorgde den jonker zoo goed ik kon, wij hadden samen gespeeld, ik mocht hem graag. Hij nam mij ook niet kwalijk dat ik hem naar den slotkelder had gelokt, hij begreep dat ik den graaf gehoorzaamde. Wij praatten zelfs
144