dragen welke de traditie bij een enigszins plechtige kerkgang eist. Men wil dit ook desnoods wel toegeven, maar vindt dat ze ditmaal toch haar natuurvrienden-kledij had kunnen wijzigen. Een ander nichtje, dat met haar platinablonde permanent en haar wulps bijgetekende ogen evenzeer buiten het kader valt, wordt echter ook scheef aangezien. De Hodl’s zijn nu eenmaal wars van excessen.
Daarom kunnen ze het zo goed vinden met elkaar. De christlichsoziale leden der familie hebben in de grond der zaak niet veel tegen de rode, feitelijk zijn ze even trots als deze op de Kinderhuizen, het Amalienbad en de prachtige nieuwe ambachtsschool en trachten ze evenzeer een woning te bemachtigen in een van de grote bouwblokken. Als hun dit alles morgen werd af genomen, zouden ze zich stellig verongelijkt voelen, maar nu hiervoor weinig kanis bestaat, kan hun geweten rustig de politieke keuze aan hun trouw katholiek hart overlaten. Toch, al levert de familie slechts een enkel rood partijlid op, de meerderheid stemt socialistisch, hoewel speciaal de vrouwen geen zondag de kerk zullen overslaan. Alleen de oude Hodl en nog een enkele huiseigenaar hebben te veel geleden in hun bezitterstrots, om de sozi’s hun bouwenergie te vergeven, - maar familie blijft natuurlijk onder alle omstandigheden familie.
Het is inderdaad een heel eendrachtige schare die nu tegelijk opziet en glimlacht en naar voren dringt als Johannes en Resi met hun oudste zoon en dochter en de drie kleinkinderen die bloemen strooien, op de drempel van de woning verschijnen. Al deze mensen behoren bij elkaar en om de stamvader heen. Johannes draagt zijn hoge hoed, o, die dateert van voor de oorlog, natuurlijk, wie zou zich nu nog een hoge hoed 70