beide plaatsen voor de première van de Wozzek, die de Operadirectie haar zo vriendelijk toezond, weggeborgen in het satijnhouten bureautje. Nu moest Jose-' fine toch al lang weer boven zijn.
Maar Josefine komt niet. Dus trekt Maria een paar oude glacé-handschoenen aan, neemt een plumeau en begint daarmee te stoffen, - stof opjagen noemt Josefine deze methode. Het zou echter onmogelijk zijn op een meer grondige wijze het stof te verwijderen van de verzameling bibelots en ingelijste portretten die étagères en pronktafeltjes bedekken, tot in de slaapkamer toe. Josefine mag dan zeggen: wat haar betreft werd alles in de kast geborgen, Maria zou deze etalage van tastbare souvenirs niet kunnen missen; ieder portret, ieder voorwerpje heeft zijn levende verbinding met een nog gevoelige plek in haar hart. Iedere morgen wuift Maria met haar plumeau het stof der jaren van haar herinneringen.
Intussen staat de arme Josefine beneden in Hodl’s volgepropte werkplaats en klopt op de toegangsdeur naar het paviljoen maar krijgt geen antwoord. Daarbij weet ze, dat de boeren van de Naschmarkt tegen elven naar hun dorpjes plegen terug te keren, ’t Is een onaangename situatie en ze slaat dus met haar magere knokkels energiek de maat van haar ergernis op de gesloten deur.
Waarom kan daar ook geen belknop overschieten? Paul Wolük hoort natuurlijk heel goed dat iemand toegang verlangt, maar voelt zich nog niet genoopt om van zijn divan op te staan. Twee witte katten liggen warm en zacht over zijn voeten, een grijze is langs zijn hals in slaap gevallen en zijn ogen volgen de bewegingen van een grote zwarte kater die, gezeten op een voetkussen, aandachtig zijn staart in de juiste krul om zijn
63