haar collega-kleedsters wist, door haar personeel aan alle kanten bestolen en bedrogen werd. Sinsdien heeft zij Maria, die toch vijftien jaar ouder is dan zij, verzorgd en vertroeteld, berispt en opgevoed, haar rosblonde haren naar de eisen der wisselende modes gegolfd en gekapt, haar mooi, vol lichaam gemasseerd en in 5t algemeen genoten van haar tegenwoordigheid. Zij is volkomen gelukkig en tevreden geweest bij en door Maria en is het nog, alleen heeft zij het zich nooit willen bekennen.
Nu Maria vierenzeventig is, haar lichaam in verval raakt en zij daarenboven, hoewel gepensioneerd, voor haar doen in soberheid moet leven, heeft Josefine door Maria ook nog haar hechtste reden van bestaan ontvangen. Stel u eens voor dat Josefine er niet was! Ondenkbaar voor Maria, nietwaar?
Zo staat dus Josefine voor Maria’s ledikant, ziet neer op het doffe rossige haar, dat Maria nog niet grijs wil laten worden, op de uitgezette neus met de blauwe adertjes, op de weggezakte geelrode wangen, en heeft Maria lief zoals ze is, met een bijna smartelijke toewijding. Zij zal zich dat echter nooit bekennen.
‘Mevrouw,’ zegt Josefine, ‘nu moet u werkelijk opstaan. Er is ook post.’
Dit is het toverwoord, dat Maria terugbrengt naar de dagelijkse werkelijkheid, het werkt even onfeilbaar als de koude spons, die Maria’s moeder vele jaren geleden te hulp placht te roepen als Maria het aanvangsuur van het Conservatorium versliep. Maria Ritter leeft op als ze post ziet. Het is dan ook vaak een heel aardig pakje brieven dat de postbode heeft af te leveren. Maria bezit over de gehele aardbol haar oude getrouwe correspondenten. In ieder deel van de wereld wonen mensen die haar bewonderd hebben of bemind en die uit dank
57