zeer stellig, dat hij de gehele zware eed heeft afgelegd en willen afleggen in bittere ernst, - en toch laat zijn flauwhartig lichaam hem nu in de steek, het rilt en bibbert en als hij niet oplet, klapperen zijn tanden hoorbaar. ‘Vervloekt, wat een knulletje ben ik toch,5 denkt Daniël, en beproeft zijn hakken vast te zetten in de mat onder zijn voeten.
‘Daar zijn we,5 zegt Ladislaus. Ondanks zijn interesse voor de statistieken heeft hij Laxenburg nog eerder zien liggen dan Daniël, - ‘merkwaardig,5 denkt deze en voelt zich dubbel ongelukkig in zijn manifeste ontoereikendheid. Maar dan zijn ze al aan de zijweg, Daniël zwenkt om een boomgroep en brengt de wagen op het zandpad, de weke weg ligt vol kuilen en gaten, hij heeft al zijn aandacht nodig voor de wagen. Zijn natuurlijk chauffeurstalent helpt hem echter secuur over de moeilijkheden heen, het is werkelijk een talent. Fritz Weissenstein, die hem leerde rijden, noemde het een wonder. Hij glimlacht, terwijl hij kuil na kuil ontwijkt of overwint, de bejaarde Mercedes kreunt maar doet gedwee wat hij verlangt. En als Daniël stilhoudt voor het tuinhuis, merkt hij dat 5t beven heeft opgehouden.
Hermann Julius komt aanlopen. Hij is een zware witblonde Noordduitser, zijn kleine grijze ogen liggen diep in hun kassen, hij heeft een plat vierkant achterhoofd en aan zijn brede lippen kleeft een voortdurende lach die niet vrolijk is. ‘Geef op je brood, we vallen flauw van de honger,5 commandeert hij Daniël, die hem de zak met broodjes en de fles Weisswein overreikt. Ladislaus is uitgestapt en kijkt om zich heen, dan zoekt hij dekking achter een groep dennetjes en wenkt Julius. ‘Ga vast naar binnen,5 beveelt deze Daniël en stapt achter Ladislaus aan. Het brood en de fles houdt hij bij 48