is tenslotte niet meer dan een stom, sprakeloos getuigenis. Tweedens en vooral echter, wijl hij begint te bemerken dat in Europa de belangrijkheid der dingen niet valt af te meten naar de mate hunner hoor- of zichtbaarheid en men dus des te meer moet begrijpen. Dit laatste is hem evenwel onmogelijk. als er niet iemand aanwezig is die uitleg geeft.
Zo heeft hij bijvoorbeeld in het Louvre eerst door deze Wernizek inzicht gekregen in een probleem, dat hem vroeger wel eens (in verband met de bekende film) heeft beziggehouden, namelijk: Waarom heeft men nog nooit geprobeerd de Venus van Milo te repareren? ~ Wernizek heeft hem gevraagd: ‘Waarom denkt u dat niemand heeft geprobeerd om Maria Stuart een nieuw hoofd op te zetten?’ Inderdaad heeft de Venus van Milo er daarna minder opzettelijk verwaarloosd uitgezien. Als Haymaker niet meer grinnikt, verdedigt hij zich dus: ‘Ik heb in Parijs met mijn systeem toch wel wat geleerd.’ Mr. Haymaker grinnikt nu opnieuw en luider. Maar mr. Hunter wendt zich tot Otto: ‘Kun je me voor Wenen niet een paar hints geven, Wernizek?’
Otto von Wernizek gaat rechtop zitten. ‘Och ja. Maar om te beginnen moet u aan een paar dingen denken. Wenen is een keizerstad zonder keizer, het is eigenlijk niet meer dan een aangename herinnering, zoiets als een lege oesterschelp. Men kan een schelp natuurlijk een mooi voorwerp vinden, maar ik houd meer van een goede, verse juist geopende Huitre de Zélande. U hebt pas in Parijs gesoupeerd, dus vrees ik dat onze lege oesterschelp u vrij onverschillig zal laten.’
Mr. Haymaker slaat op zijn knie. ‘Je bent een toffe jongen, Wernizek, zodra we in Amsterdam zijn, tracteer ik je op twee dozijn Hollandse oesters. En je hebt gelijk ook, - maar niet alleen voor Wenen. Heel Europa 34