tisch werk en in de productiviteit van elke menselijke daad, dus ook van zijn goede daden. Kon hij dan de vererende opdracht weigeren om zijn club te vertegenwoordigen op het Internationaal Rotary-Congres te Wenen?
Heus, mr. Hunter reist niet voor zijn plezier. Hij is aan zijn club verplicht een zakelijk rapport uit te brengen over het oude Europa, en zakelijkheid eist een ernstige instelling. Hij heeft bij zijn ontscheping te Havre de Stars and Stripes van de majestueuze ‘Washington’ een stille afscheidsgroet gebracht en zich daarna oplettend overgegeven aan de feiten, zoals die hem in het voorvaderlijk werelddeel wilden bejegenen.
Tot dusver is hij nogal ontevreden over hun bejegening. In Parijs reden de chauffeurs veel te woest, de chansonniers (die hij overigens niet verstond) droegen vieze colbertjes en de toiletten van zijn eersterangshotel hadden geen ontluchtingskoker. Waarom de kellners het bedrag van zijn rekeningen naar binnen vouwden, is hem een raadsel gebleven, het is een volkomen onzakelijke handelwijze. En zakelijkheid is het principe waarop mr. Hunter zijn wereldbeschouwing en zijn ka-belfabriek heeft gebaseerd.
‘Daar ligt Passau!’ zegt Otto von Wernizek en wijst uit het coupéraam.
‘Weer zo’n grensstation hè?’ informeert mr. Hunter. Hij voelt een grimmige genoegdoening, iedermaal als bij een grensplaats alweer een locomotief van andere nationaliteit wordt aangekoppeld. Hij ergert zich natuurlijk aan het onnodig oponthoud doch gnuift tegelijkertijd om de onzakelijke koppigheid waarmee Europa, dat toch de wijsheid in pacht meent te hebben, zijn grillige grensjes bewaart. Iedere nieuwe pascontroleur ontvangt hij met een hoorbare zucht en een ironisch 30