Acht uur vijfentwintig. De Ostende-Express mindert vaart. ‘Passau, de grens/ denkt Otto von Wernizek en staat op. Waarom weet hij eigenlijk niet, zijn bagage wordt eerst in Wenen gevisiteerd. Dus gaat hij weer zitten.
Op dat ogenblik schuift mr. Hunter de coupédeur open. ‘Wel?* zegt hij, ‘hebt u kunnen slapen?’
‘Och ja,’ zegt Otto, ‘in Frankfort kwam er een vent die snurkte, maar in Würzburg zijn we hem weer kwijtgeraakt. Ik heb best geslapen.’
Mr. Hunter voelde zich verongelijkt, zijn vlak vlezig gezicht kijkt gecontrarieerd als een mistroostige baby. Deze jongeman reist in een gewone tweedeklascoupé en heeft geslapen, hijzelf echter heeft zich in zijn eersteklas slaapwagen niet langer dan een minuut of tien kunnen onttrekken aan het bestaan. Dit is heel onaangenaam, waarschijnlijk zal het hem vandaag zijn eerste dag in Wenen bederven. Maar het is werkelijk. geheel zijn eigen schuld. Hij heeft zichzelf niet toegestaan te sla*? pen, hij heeft zich door iedere schok van de wagen laten herinneren, dat hij over Europese rails en wissels wordt gereden, die als zovele andere dingen in Europa, niet meer geheel in conditie zijn.
Mr. Hunter is niet voor zijn plezier op reis. Zolang hij leeft, heeft hij nog geen moment verlangd naar een ontmoeting met de Oude Wereld, in tegenstelling met sommige van zijn vrienden die romantische neigingen of echtgenoten bezitten. Hij is best tevreden met Amerika. Maar hij is vice-voorzitter van de Clevelandse Ro-taryclub, en dit met overgave, want hij gelooft in prac-
29