HOOFDSTUK VI
Dirk richt zich huiselijk inDen volgenden morgen liet Mina om zeven uur de schel stil galmen en haastte zij zich niet, met open doen. Toen volgde op den eersten ruk een tweede, die haar hevig zou hebben doen schrikken zoo ze den vorigen dag niet een grondigen blik op Dirk had geslagen. Toch vond ze het beter niet nog langer te talmen; als ze hem goed kende zou hij binnen vijf minuten het schelledraad van elkaar rukken, dacht ze en vond dat toch zonde. Dus slofte ze tergend langzaam de gang door en voorzag zij zich reeds van een extra onverschillig gezicht, toen haar plotseling een lichte, lenige gestalte voorbijschoot en de voordeur open deed.
— Hé — denk je dat het luilak is, meisie ? ontsnapte haar, verbaasd. Maar ze kreeg geen antwoord, want heel de aandacht der kleine was op den binnenkomende gericht.
— Morgen Mien ! galmde Dirk luchthartig en stak schertsend den mond vooruit. Dan deed hij of hij schrok. Heeft zij de bons gekregen ? vroeg hij.
— Goeden morgen mijnheer! zei Leentje bedeesd. Ze was haar zusje te vlug af geweest en het eerst naar beneden gesneld om hem te zien, doch nu voelde zij zich het eerste moment wel wat overrompeld.
— Zeg maar gerust Dirk, hoor! moedigde hij haar aan.
Dan wendde hij zich quasi verontwaardigd naar Mina. Foei — wat ben je toch langsoam. Mot nou express de jongejuffrouw noar beneide kome--
— ’t Is niets, zei Leentje luchthartig —’k moest toch even op straat zijn.
— In uw nachthemd ?
Leentje bloosde en Mina rukte ter versterking aan.
— ik snap niet dat je niet aan je werk gaat, in plaats van je tijd te verkletsen.
— Mit jou heb ’k niks te moake — ’k was juist in con-versoasie mit de jonge juffrouw hier.
— Is-ie blond of bruin, Helly ? klaterde Lientje’s stem naar omlaag.