— Nou — en ik vraag u vriendelijk — of u me niet wil toeschreeuwen als een sjouwerman. En ik wil niet als een kind worden behandeld.
Coba stoof de kamer nit; ze kon het niet langer aan-hooren. Waar bleef moeder nu toch?
— Hou je mond — kwajongen!
— Dat ben ik niet — ik ben meerdeijarig. En als u me niet als zoodanig behandelt, dan dros ik ’m morgen al naar buiten. Dan kan u alleen met dat heele span omspringen.
Godefrooi dacht dat bij of zijn zoon gek was geworden. Hoe durfde de jongen zóó optreden en hoe kwam bij aan
die woorden. Dat was hier nieuw, heelemaal nieuw--Het
nieuwe erin overweldigde hem zoozeer dat hij zijn toorn voelde wegzinken en de energie ontbreken, om behoorlijk tegen zijn zoon stand te houden.
Ferdinand bemerkte zijn vader’s zwakheid en hield daarom aan. Zelf zag hij hoegenaamd geen kwaad in Dirk’s wijze van optreden en in zoo’n vrijerijtje heelemaal niet. En ook had Dirk:s methode om iedereen van zich af te blaffen en voor niemand de oogen neer te slaan hem heel wat te denken gegeven en heel wat geleerd. Hij had in zijn voorbeeld de kracht gevonden zijn vader te weerstaan en te trotseeren.
Hoewel, hij was zich zeer goed bewust dat hij nu niet Dirk verdedigde, maar voor eigen zelfstandigheid opkwam. Het had hem al lang verdroten dat zijn vader volhield hem te „kinderen,” en menige bittere pil had hij er al om moeten slikken, van andere patroonszonen. Maar het ergst had hem gegriefd dat hij had moeten hooren hoe Dirk hem tegenover Dorus had beklaagd en had beweerd dat je dan nog beter opperman kon zijn dan zóó patroonszoon. Want die was tenminste z’n aige self en hij Ferdinand, niet meer dan de zoon van Godefrooi.
De vader wist ook wel dat er iets anders in Ferdinand’s woorden stak dan goedpraten van Dirk’s wangedrag; namelijk, persoonlijk verweer tegen het gezag der Godefrooische vader-heerschappij. En — hij zou die poging direct met ijzeren vuist den kop hebben ingedrukt, indien hij niet had begrepen dat het daarvoor al te laat was. Te laat. In dat dreigement van naar buiten te gaan stak de bekende koppige wil van den echten Godefrooi — en hij wou het niet laten aankomen op het volvoeren er van. Daarom legde hij nu de wapens van geweld neer met het stille voornemen, die