De oude zaak Godefrooi

Titel
De oude zaak Godefrooi

Jaar
1921

Overig
Boek van Scherts en Minnarij

Pagina's
210



39

—    Hoe heb ik het nou, moet ik die taal nou nóg langer aanhooren? riep hij luid en sloeg op tafel. Allen schrokken en Ferdinand zweeg plotseling. Het lijkt alle menschen wel dat je bij hem in de leer bent. Zoo heb ik je nog nóóit hooren spreken en zoo heb je het hier ook nooit gehoord. Ga naar boven, Brecht!

Het jonge meisje keek ontsteld op en ging dan schoorvoetend de kamer uit. Ze had ternauwernood Ferdinand’s laatste woorden gehoord en nu zoomin als ooit was het in haar opgekomen dat hij iets onbehoorlijks kon hebben gezegd. Maar vader had wel meer van die plotselinge buien van toorn.

Moeder ging met haar mee en droeg het handwerkje. Coba bleef. Ze wist niet waarom ze gaan moest. Maar wel deelde ze in vader’s woede. Dirk met een meid op straat gezien en nog wel met een van een klant. Hoe dorst hij het ? Zijn onbetamelijk gedrag deed haar blozen en nu haar vader voortging met op tafel slaan, moest ze hem in haar hart gansch gelijk geven. Zij herinnerde zich ook niet dat iets dergelijks ooit tevoren was uitgehaald door een knecht van haar vader.

—    Om je op straat te brengen, om je een slechten naam te maken is het! bulderde vader onverstoord door en sloeg met korte tusschenpoozen op tafel. Meneer me knecht gaat uit met juffrouw Jans en hij groet zijn baas. En z’n baas groet hem. Verdikme, verdikme. Heb je dan heelemaal geen verstand in je leege kop — moet jou dan altijd als een kind alles worden voorgekauwd. Wat denken de klanten — als ze het merken? Fijne zaak, de knechts gaan uit met onze meiden. Maken afspraakies in den tijd dat ze moeten werken. Wat kan daarvan terecht komen zeg — zeg het eens?

Coba wist niet wat daarvan terecht kon komen of veinsde als wist ze het niet, maar dat verhinderde niet dat ze het in haar hart steeds meer eens werd met haar vader en ook graag haar meening wou zeggen over dat soort dienstmeiden. Maar dat durfde ze niet en al had ze het gedurfd, dan zou ze toch niet hebben gekund, want er zat een prop in haar keel.

Anders was het met Ferdinand. Die was opgesprongen en keek zijn vader ferm in het gezicht.

—    Waarom zegt u dat allemaal tegen mij? ’t Is toch niet mijn schuld.

—    Verdikme — dat komt ervan, dat komt ervan!

Toen gebeurde er iets wat nog nooit was voorgevallen in huize Godefrooi. De zoon verhief zijn stem en beantwoordde de verwijten op luiden toon.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.