91 TROUWEN.
droomen — van zijn hopen. En...... en......
kon hij dat wel......?
Vluchten...... dat was — wegloopen als
een dief in den nacht. Nooit mocht hij dan weer hopen haar terug te zien. En — nooit zou hij het weer wagen, haar familie of zijn eigen in de oogen te blikken, zonder de zijne neer te slaan.
Vluchten — dat zou beteekenen, alles afstaan — alles verliezen ; geliefde, familie, vrienden, goede naam......
O...... dat alles, het was hem eigenlijk
toch zoo onbeteekenend, maar haai kon hij niet missen. Hij had haar toch nog zoo onuitsprekelijk lief — zijn mooie Roos. Zoo innig, innig lief.
* , *
*
Dat was de voorlaatste nacht van zijn j onggezellen-leven.