TROUWEN. 95
Hij streed den strijd tegen leugen en lafheid en hij eindigde, met zich geheel gewonnen te geven. Toen eerst konden zijn oogen, die den slaap niet wilden vatten zoolang zijn wezen in strijd was, rusten.
Neen — hij zou niet vluchten — als een lafaard. Als man zou hij zijn Lot, zijn Geluk in de oogen zien.
Zijn smachten naar liefde en de hoop op innerlijken vrede hadden hem overreed. Inderdaad had zij toch eigenlijk geen woord gezegd, dat hun zou behoeven te scheiden. Integendeel, hadden hun laatste ontmoetingen een heel kalm en normaal verloop gehad. Dat moest hem immers een bewijs zijn, dat zij alles weer vergeten was en zij nu op de toekomst bouwde.
Het was nu eenmaal waar, ze had vóór hem een ander liefgehad en misschien, hield