92 TROUWEN.
nevelen zette ze hem allengs in vuur en vlam......
Nooit — nee nooit. Nee, hij wilde niet liegen — liij wilde niet — vilde niet. Ik wil niet! — schreeuwde hij luid-op in bed en hij beet de lakens tusschen zijn tanden, om niet allen wakker te gillen. Nooit 1 Hij zou geen leugen uitspieken en er ook geen aanhooren, die hem heel zijn volgend leven zou nagalmen. Eerder dan dat, zou hij......
Wat hij eeider zou doen, wist hij niet. Wat zou hij eerder doen, dan trouwen ? Het huwelijk uitstellen — verbreken ? Zijn woord terug nemen ?
Maar — hoe kon hij dat ? Onder welk voorwendsel ? Welke reden moest hij er voor opgeven ?
Reden...... hij wist er geen...... niet
één. Hoe toch, kon hy als reden voorgeven