90 TROUWEN.
zichzelven toegepast. Eens wilde hij een slenterenden straatjongen, die zong van „ik heb een oogie — maar niet op jou,” te lijf, omdat hij hem van sarren verdacht.
— Hou je bek — bengel — hijgde hij —
den jongen bij den arm schuddend......Even
later voelde hij zich een sul, dat hij zich gekrenkt had gevoeld, door zoo’n straatliedje.
De schouwburg met zijn eeuwig reine-vrouwen-, goede, edele vrouwen-, eerlijke-, deugdzame- en liefhebbende vrouwen-reper-toire mishaagde hem tot onpasselijkheid toe. Zou de schrijver van zoo’n prulstuk dan nooit het leven met eigen oogen hebben gezien, zou hij nooit met eigen ziel hebben geleefd ? Werden die tektsleveran-cierd dan nóóit wijzer ? Tot zelfs in de pauze, speelden hallucinaties bitteren spot met hem. Toen het brandscherm zakte,