6 TROUWEN.
Haar antwoord verliet Rosa’s mond, zóó bewust, zóó rustig-onverschillig, dat het net zoo goed tot antwoord had kunnen dienen op elk andere vervelend-alle-daagsche vraag. Het wekte zijn wrevel op.
— Och ja...... och ja ! Anders niet ?
Rosa......! Hij wendde haar het knappe,
donkergetinte gezicht toe, waarin de mooie, bruine oogen, te gevoelig voor een man wellicht, haar verlangend toeblonken, door een dauwig waas.
— Wat dan...... wat moet ik dan zeg
gen ? vroeg ze licht korzelig, verveeld door sprekensdwang en ze wendde haar oog van hem af, om zijn blik van verlangen te ontgaan.
— O niets!
Wrevelig onttrok Simon haar zijn om-helzenden arm. En in mokkerig gebaar