TROUWEN. 67
die hij nog bestijgen moest, om het paradijs te bereiken welk hij zou worden binnengeleid.
Hij genoot ze niet...... leefde ze ter
nauwernood.
De versuffing die zijn hoofd had ver-meesterd bij Rosa’s bekentenis, verduisterde heel zijn waarnemingsvermogen.
Overal waar de slag was neergekomen, waar de pijn had ingevreten, zijn hoofd, zijn hart, schouders, hals en rug, armen en beenen, daar bekroop hem dat suffend half-bewustzijn van gesmaad en beleedigd te zijn, buiten zijn schuld en zonder recht op vergelding. En het doordrong, als vergift, zijn bloed door alle aderen en vezels van zijn lichaam — als om heel zijn wezen en zijn persoonlijkheid te vernietigen.
Den eersten dag kon hij er niet toe