64 TROUWEN.
keek, maakte ze met mond en gebaar, de zotste spreekfigurcn.
— Wat is het dan ? vroeg moeder, ongeduldig door dat geheimzinnige.
— ’t Is af 1 fluisterde Rebecca, op m’n woord ’t is af.
— Bé je mesjokke......1 Moeder schrok,
van die vreeselijke veronderstelling.
— Mot u maar ’s zien, wat een gezicht; hij is d’r gewoon ziek \an.
— Misschien is Rosie niet goed in orde.
— Denk u dat ? vroeg ze. Dan riep ze hard op :
— Hoe is ’t met Roos, Sim ?
Ongeduldig keerde hij zich om.
— Wat zanik je toch. Gisteren was je den heelen dag bij haar — toen had je toch zat gelegenheid te zien hoe ze het maakt.
— Is ze dan ziek ?
— Wie zegt dat ?