58 Trouwen.
staren, in opgewekte belangstelling. Ik ga hier uit. Zeg ze maar — dat ik niet goed in orde ben...... een beetje hoofdpijn. Dag !
Ernstiger dan anders, zag ze hem in de oogen en ze drukte de uitgestoken hand met bizondere innigheid. Dat deed hem pijn; een smart-kramp trok zijn trekken samen — vlug maakte hij zijn hand los.
— Dag Roos — dag — tot morgen, zei hij zacht. Onzeker loopend, als was hij beschonken, strompelde hij de kamer door, aanbotsend tegen elk meubelstuk wat hij langs moest; hij ging heen.
Wat loopt hij zacht — dacht ze. Ze hoorde zijn tred niet even, op de trap. Liep hij op de teenen, om ongezien en ongehoord te kunnen vertrekken ?
Nu moest hij op straat zijn.