TROUWEN. 57
’t Welde in hem op, weg te gaan, haar te verlaten ; dan kon ze slapen. Maar, als-i
wegging — dan wou hij niemand zien--
binnen niet goe-nacht zeggen. Hij wilde zich niet laten bekijken — bij het lamplicht. Hoe laat zou het zijn ?
Hij trok met willoos bewegen zijn horloge te voorschijn. Half tien ! Binnen zouden ze wel denken, dat ze wraren in slaap gevallen.
Geruchtloos stond hij op — greep hoed en stok.
— Ga je heen — Simon ?
— Ja...... Zeg jij ze maar — goeden
nacht, voor me.
— Ga je — niet even naar binnen ?
— Nee !
Hij huiverde er voor terug, nu in de vriéndelijke gezichten daar binnen te blikken — gezichten die hem zouden aan-