50 TROUWEN.
niet — dat kan, dat mag je niet meenen. Neen, nee. Zeg dat je dat niet meent.
Zou je mij uit eigen aandrang niets hebben gezegd, als ik je er niet naar had gevraagd ? En — zou je mij hebben getrouwd ?
Ja — je zou het, wij zijn immers al onder-trouwd. En toch — Roos, je geeft niéts om me, je hebt een ander lief, zeg je, een
anderen man...... en je neemt mij...... je
trouwt mij...... Maar dan heb je gelogen...
dan loog je, toen ik je vroeg of je van mij hield, toen ik je vroeg of je met hart en ziel de mijne wou worden — en je ja zei. — Simon ! uitte ze in verontwaardiging.
— Nee — nee...... laat mij even, een
oogenblik. Vergeef ’t me, — ik ben ruw
geweest...... ik weet het. Vergeef me......
’t Is...... ik voel me een beetje opgewonden, mijn hoofd, ’t klopt en bonst......
Maar...... waarom vertel je dat nu eerst ?