TROUWEN. 37
vond ze het beter, frisscher, dan in de huiskamer, waar de familie nu onder de hitte-uitstralende gaskroon zou zitten, onder het houden van nabetrachtingen over dezen, gelukkigen dag.
Was Simon maar niet op-eens zoo raar begonnen, zoo heel-vreemd, wrevelde liet in haar. Als ze vooruit had geweten, als zij maar eenigszins had kunnen vermoeden, dat hij zoo liefde-op-dringerig en zoo’n dwingeland zou zijn, zou zij zich wel dubbel hebben bedacht vóór haar verloving. Toen ze hem pas leerde kennen scheen hij haar zoo’n gewillige, stille jongen toe die in alles toonde, met haar te dwepen en de belofte scheen in zich te dragen, nooit iets anders van haar te zullen vragen, dan dit altijd te mogen blijven doen. Maai nu bleek liij eenige zelfstandigheid te bezitten, iets wat ze in hem niet had ver-