36 TROUWEN.
als wij ons zouden gedragen als twee lioogere
burgerscholiertjes...... dén zou je wél
overtuigd zijn dat ik van je hield ? Dat bedoel je...... niet ?
Hij schudde mistroostig het hoofd.
— Dat weet je wel beter. Wij zijn geen
kinderen...... geen schoolkinderen en ik
verlang er ook niet'naar om met je om te gaan, alsof we dat wél zijn.
Hij zweeg en in nadenken zakte rustend zijn hoofd in de hand. In langzame beweging zette Rosa zich weer naast hem. Met een beweging die haar tot gewoonte was geworden, streken haar beide handen voorzichtig even langs haar kapsel; daarna wachtte zij geduldig af, of hij nog wat zou zeggen.
Eigenlijk was het haar geen ernst geweest, toen ze sprak van naar binnen te gaan. Hier, aan het half-open venster,