TROUWEN. 27
terhand legde zij haar boek op een tafeltje, achter zich. Dan maakte zij een beweging van opstaan.
— We moesten maar eens gaan zien of er nog een kopje thee voor ons is ?
— Yervéel ik je alweer, Roos ?
Kalm glimlachend trok ze de mollige schouders op, keerde ze het gelaat naar den klager. Haar beweging, vol rustige charme en de schittering in haar groote, koele oogen, wekten Simon’s stillen hartstocht op.
— Roos wat ben je mooi 1 ontsnapte hem plotseling.
Tegelijk sloeg hij, bijna wild, zijn arm om haar hals, trok het verrast meisjeshoofd heftig tot zich en drukte zijn mond op de zachte lippen, de lieve lippen die nu toch hém behoorden, op de fluweelig-zachte wangen, de groote, heldere oogen, de krulletjes die om haar slapen speelden,