20 TROUWEN.
was van zijn fiasco. Hij durfde zijn oogen niet te gelooven. Ze hoorde licm rustig aan met een vriendelijk lachje in de oogen en zeide dan, heel kalm, heel zeker van zichzelve : Ja. Zónder een trek van hoogere ontroering zónder door een blik van eenige verrassing blijk te geven. Maar daarvoor had hij toen nauwelijks aandacht; hij hoorde slechts, haar ja, haar wilvolle toestemming en dacht toen te mogen gelooven, dat ze hem wezenlijk liefhad.
Toen — juichte groote blijdschap in hem.
Zij — zij hield van hem — zij, de mooie, groote Roos — haars vaders kostbaarste diamant; zij, de schitterende ster, die niet slechts glansde door uiterlijke schoonheid, maar óok door haar gecstes-gaven. Jaren lang hadden de eerste jongelui uit de juwe-lierskringen van Amsterdam haar verlan-lend omlladderd — en hem had ze verkozen.