16 TROUWEN.
Zijn kennis lachte om den bewonderenden toon waarop hij van haar sprak en om zijn schuchterheid. Wat, kende hij Rosa Goudeket niet eens, de mooiste „roos” van juwelier Goudeket ? En met het recht dat een jarenlange bekendheid met Rosa’s broer hem gaf, stelde hij den blooden jongen aan zuster en broer voor.
Hoe heel anders was het toen gegaan, dan hij zich tevoren had verbeeld. Hij had gedacht, haar hooghartig-vriendelijk te vinden, neerbuigend tot hem als een koningin op haar troon, zij die hem de belichaming scheen van intelligentie en bekoorlijkheid. En gehoopt voor het méést even een vriendelijken groet te zullen ontvangen, om daarna haar blik weer te zien verheffen van uit die heel gewone sfeer naar het hoogere, minder stoffelijk leven, waar haar ziel, te oordeelen naar haar rein en