TROUWEN. 17
verstandig aanschijn, bij voorkeur scheen te vertoeven.
Maar neen. Zij had zich dankbaar en blij betoond om de nieuwe kennismaking en met kennelijk genoegen zijn kleine bal-attenties aanvaard. Tot een vlottende conversatie had hij het niet kunnen brengen, doch zij had hem er later niet om bespot, bij de haren, zooals hij vroeger wel van andere meisjes had opgemerkt.
Sinds hij van dat bal in een droomerig-gelukkige stemming was thuisgekomen, dreef hem voortdurend een verlangend gevoel naar elke gelegenheid die hem, zij het nog zoo’n kleine, kans bood, haar te ontmoeten. Hij ging nu vaker dan ooit tevoren naar concerten en dikwijls met het begeerde gevolg. Hij ontmoette haar op de fancy-fairs, waar hij kwasi-onverschillig rondwandelend, met zoekend
Sprinoer, Trouwen.
2