14 TROUWEN.
een algeheele verandering van haar wezen te moeten veronderstellen.
Reeds jaren voor hun verloving kende hij haar en gedurende den laatstcn tijd er vóór, had hij haar van uit de verte bewonderd en bemind. Hij aanbad haar schier, niéts van haar wetend en kennend dan haar naam, om haar lichamelijk vrouw-zijn en om de ziele-vrouwelijkheid, die in dat heerlijk omhulsel moest wonen. Hij verafgoodde haar heerlijk vrouwelijf, haar niet te slanke, zoo buigzame leest, haar beenen, zoo zuiver omsloten uitkomend
in den nauwen rok...... Elke loopronding
harer heupen, in dien rok, boeide zijn blik in lichaamswellust en tegelijk in zuiver zién-genot.
Maar toch was het niet louter lichaams-bekoring die hem van verrukking voor haar vervulde, doch voelde hij zich dik-