130 TROUWEN.
smachtender dan ooit. Er fietsten zooveel
paartjes...... Daar voelde ze een stompje
van Jetty...... ze keek op — haar zus
knikte haar beteekenisvol toe. Ja — dat was ook zoo — die Rosa. Die was een brok conventie. Toch lachten haar oogen al in stil verheugen op een samen-toertje, terwijl ze zachtjes reciteerde — haar sonnet...
Ze zochten een koel plekje......Dicht bij
het fietsen-rek vonden ze een knus hoekje.
— Dag, dames — mijnheer! De kellner kende hem. Wat zal het wezen, mijnheer ?
— IJs ? Ja — knikte Roos onverschillig.
— Plombieres ! kirden de tweelingen, onderwijl een steelschen blik in het park werpend naar de spele-rijdende paartjes.
— Mijnheer ook ? Niet ? Dan — twee ijs, vanille — en twee plombieres — alsjeblieft mijnheer! ’t Is warm, maar hier is ’t lekker — vin-u ook niet, mijnheer ?