TROUWEN. 127
je meegaat. Ik heb je veel te graag bij me...
De meisjes glansden en ze gaven hem kopjes als speelsche poesjes.
— Ik heb nu zoo gedacht......Kijk, na de
modiste gaan we eerst ijs eten in het Paviljoen.
De prozaïsche en lyrische blikken smolten inéén.
— En na het ijs rijdt jelui een toertje op huurfietsen van het Paviljoen. Ze staan voor de hand — je neemt ze zoo maar mee ; ik maak het wel met den kellner af.
— Heerlijk...... snoezig......
— Poezig ...... schattig van je.........
— Ik zal je even op je oor moeten zoenen......
— Laten we hem niet bezeeren...... Hij
onderwierp zich aan de dubbele operatie.
— O — Jetty...... ze kunnen heerlijk
praten ; in het Paviljoen, fluisterde de lyrische.