TROUWEN. 121
weer even in hem. Eindelijk scheen ze dan te begrijpen, waarvoor hij was gekomen en zocht ze nu een voorwendsel daartoe.
— ’t Is goed, zei hij eenvoudig. Dan keek hij, verbaasd, op.
— Jelui gaat wel even mee, niet ? hoorde hij haar de tweelingen vragen.
— Ja, Sim — gaan we mee ? vroegen ze hem. Maar Roos antwoordde voor hem.
— Ik vraag het immers ; of gaan jelui soms liever niét ?
— Och, zanik zoo niet, vinnigde Jetty. We gaan immers alleen mee om Sim te pleizieren. ’t Is niet om jou gezelschap te houden.
Heel flauw omgleed een lach haar lippen, bij haar zusjes, woorden, zoozeer in strijd met zijn werkelijke gevoelens.
— Ik ga me even verkleeden, zei ze dan,