— Hou die langtongige viervoeter bij je! riep er een. Wij moeten bouwen en hebben geen tijd om in ons been te worden gebeten.
— Waarvoor dient die muur? vroeg Oerda.
— Om ons tegen de Aapmenschen te verweren.
— En die beweren juist dat jullie hén altijd overvalt.
— Dat doen we ook, omdat we slaven noodig hebben om den muur te bouwen die ons tegen hun aanvallen moet beveiligen.
— Dat is zoo klaar als koffiedik, zei San lachend. Als jullie hen met rust laat, zullen zij het jullie ook doen.
— Dan ken je de Aapmenschen niet, zei de Holbewoner en wischte zich het groene zweet van het voorhoofd. Zoodra wij zouden beginnen onze huizen te bouwen, zouden zij ze komen vernielen.
— En jullie woont in holen, zei Don verbaasd. Waarom zou je dus huizen bouwen ?
— Waarom? Wel, om blank te blijven als we het eenmaal zijn, net als jullie en de volkeren van Centraal-Rapidolië.
— Maar wanneer wordt jullie dan blank? vroeg Oerda.
— Wanneer? Misschien over drie, misschien over drie millioen zonwentelingen.
— Je bedoelt aardewentelingen, verbeterde San hem.
— Ik bedoel wat ik zeg en laat die viervoeter zijn tong binnen halen. Hier wentelt de zon óm Rapidolië en wat ze in jullie land doet moet ze zelf weten. Ze is met drie millioen kleuren beschilderd en eiken dag draait ze ons een andere toe. Daarom schijnt ze vandaag groen, morgen misschien geel en overmorgen waarschijnlijk violet. Niemand weet het zeker.
— En wanneer dan wit? vroeg Elly.
— Als jij het weet, zeg het mij dan, antwoordde de Holbewoner. Dan laat ik me blank schijnen en mag ik in een stad wonen.
Voor negen en zeventig omwentelingen scheen ze wit en toen sliepen we allen juist, op één na, die den volgenden dag van ouderdom stierf. Je moet maar ongelukkig treffen.
De kleuren der Onbehaarden staan Gerda niet aan.De kinderen lieten de Onbehaarden rustig hun muur bouwen en zochten een hol-ingang op. Weldra waren ze in een onderaardsche straat, met smallere dwarsgangen. Hier en daar struikelden ze bijna over bewoners, die lagen te slapen of met elkaar speelden. Ze zagen er in verschillende kleuren, doch troffen niet één blanke onder hen aan.
— Hoe komt het dat jij blauw bent ? vroeg San aan een oudje, dat aan kinderen leerde tellen, met behulp van vingers en teenen.
— Omdat den laatsten dag dat ik boven was, de zon blauw scheen.
— Heeft een ieder hier de kleur van den laatsten dag dat hij op aarde was ? vroeg Don. En waarom helpt jullie niet mee aan den muur?
De oude wendde het hoofd af, alsof hij die vraag te onnoozel vond. En maar weinigen toonden zich geneigd eenige woorden met de kinderen te wisselen
lil