met weinig respect voor de indrukwekkende figuur van den zonnetijger. „Gane jullie nou me keuke maar uit, want ik heb nog genoeg te doen. ’ ’ „En we gane met z’n alle naar de Saan!” galmde Rob. geheel uit z’n rol vallende.
„Hè, toe, nare jongen,” zei Jo beleedigd, „Zing nou niet zulke afschuwelijke liederen.” „Hibbedibbedibby, say the monkey to his wife,” zong Loe, terwijl hij, alle statigheid vergetend, den tuin in holde. „Da’s je reinste Indi-anen-zang, Jo!”
Maar Jo was boos. Die nare jongens konden niet eens in hun rol van Indianen blijven.
„Laten wij nou echt blijven doen,” zei ze zacht tegen Dien.
„Natuurlijk,” vond deze. „We storen ons niks aan die apen, hoor!”
En vol waardigheid schreden de twee Indianenvrouwtjes voort naar haar tent.
Intusschen was de lust tot het voortzetten van de comedie toch weer over de jongens gekomen en met een plechtig gebaar opende Winnetou, alias Rob, het gordijn van den tent en sprak op hoogdravenden toon:
„Treed binnen, Antinahuel, wees welkom in mijn wigwam.
En gij, squaws, reikt ons de pijpen, de zonnetijger en ik zullen de calumet rooken.”
Ze gingen nu allen de tent binnen, Winnetou liet de tent aan twee kanten open, zoodat me-
62