„Hou maar stil, blaag, jij krijgt ook een veeg uit de pan,” plaagde oom.
Toen marcheerde het stel achter oom aan naar boven.
„Halt!” commandeerde deze toen ze boven waren gekomen. „Nu doen we net als aan ’t tooneel. Een dames- en een heeren-kleedkamer.
De jongens in mijn salon en de hitjes op moeders kamer. Geef maar een schreeuw, als jullie klaar bent Joop, dan kom ik jullie opschilderen.”
Daar kwam moeder al uit haar kamer met de veeren banden voor de jongens.
Kreten van bewondering weerklonken uit de monden van het viertal.
Nu, de banden zagen er dan ook prachtig uit. De veeren staken er zoo strijdlustig in en geheel in den vorm zooals de Roodhuiden die dragen.
Op de banden waren witte kralen geregen die een alleraardigst effect maakten op het bruin van de banden.
Jo kon niet nalaten moeder eens even te knuf-lelen en Dien gaf mevrouw een klinkenden kus.
De jongens zeiden, dat ze ’t gewoon „reusachtig” vonden.
„Veel te goed voor ze,” bromde oom Wim. „Kinderen worden veel te veel verwend.”
„Door jou zeker niet,” lachte mevrouw. „Wie haalde de veeren voor ze?”
„Ja, da’s waar, oompje,” plaagde Jo. „En u maakte alle plannen voor ons.”
59