98
hebben alleen grote artisten. Leuk hè? laat jouw hand eens bekoekeloeren. Durf je niet? ik weet er wel zo’n beetje van af. Zie je dat, Bé?” vroeg ze, toen Toet wat haperend, haar hand uitstak. „Ze heeft een eiland.”
„Wat is dat voor nonsens,” zei een beetje twijfelend Toet, want ze wist niet of Els haar voor de mal hield of niet.
„Jij bent in je kinderjaren héél ziek geweest,” orakelde Els.
„Ja, dat is zo,” gaf Toet verbaasd toe.
„Laat es kijken dit is je linkerhand, hè? laat
je rechter eens zien? kijk es, Bé?”
De twee meisjeshoofden bogen zich diepzinnig over Toet’s handpalm.
„Pch, pch, pch!” deed Bé.
„Hè, jasses wat is er nou, doen jullie niet zo geheimzinnig,” viel Toet uit.
„Niet zo mooi,” vond Bea.
„Nou, in d’r rechter staat, dat ze ’t kan overwinnen.”
„Wat is dat nou allemaal? Ik geloof er toch geen cent van, als ’t dus iets naars is, kun je het gerust zeggen,” drong Toet aan.
„Er is een punt bij je levenslijn,” deed Bea geheimzinnig.
„Dat is een wratje,” verdedigde Toet zich.
„Niks wratje,” zei Els gewichtig. „Een punt. Een dikke punt. En dat betekent, dat je een zwart innerlijk hebt en altijd en in iedereen de dingen van de lelijkste en zwartste kant bekijkt.”
„Helemaal niet waar,” verdedigde Toet zich. „Ik ben Pietje ronduit en zeg eerlijk mijn mening. Dat kunnen de mensen niet hebben en dan zijn ze beledigd.”
„De lijnen liegen niet,” zong Bea, met een kleine variatie op Carmen.