90
geld niet op! Natuurlijk sloeg Tom het bot af. Had ik ook gedaan in zijn geval.”
„Och, onder vrienden.”
„Welneen. Als je er geen geld voor hebt moet je niet gaan. ’t Is geen levensbehoefte. Enfin, van de week kwam Tom vrolijk bij me naar binnen gezeild: hij heeft een baan voor ’n paar weken. Hij had op een advertentie geschreven waarin een chauffeur werd gevraagd om met een bejaarde heer en dame een buitenlandse reis te maken. En hij heeft ’t gekregen ook. Hij is al weg.”
„Enig!” genoot Els. „Wat een bof, zeg.”
„Nou ja, hij is niet helemaal voor z’n pleizier uit. Hij moet er zo’n beetje kamerdienaar bij spelen. Meneer z’n pakken afborstelen, voor de twee honden zorgen die mee zijn en meer van die genoegelijk-heden. Maar hij ziet er niets tegen op. „Als die maand om is, heb ik honderd piek over en wat meer van de wereld gezien,” zei ie dood-vergenoegd. Je had ’t snuit van Bob moeten zien! Ik geloof, dat ie zich af-vroeg of ie nog wel om kan gaan met een vriend, die zich als chauffeur verhuurt, ’t Is een geluk, dat Tom altijd in de wagen van Bob heeft kunnen jakkeren en z’n rijbewijs heeft.”
„Hij heeft ’t toch altijd gezegd: wanneer ik geen baan kan krijgen als ik afgestudeerd ben word ik chauffeur. Wat je kent is toch niet weg. Ik vind ’t gewoon enig van ’m.”
„O, die zal z’n weg wel vinden in ’t leven. Die is nergens te lui of te hoog voor.”
„En dan te denken, dat ie soms zo vadzig kan doen, net of iedere beweging ’m teveel is.”
„’n Beetje de lachlust opwekken. Coquetteren met z’n dikte.”
„Is ’t niet vreemd, dat je zonder al je trouwe vazallen zit?”