89
krijgt ’t gevoel, dat je net zo goed met je handen in je schoot kan gaan zitten, want je maakt toch geen spat van je leven!”
„Jakkes, Bé, wat ben je akelig somber. De zon schijnt toch fijn en we hebben ’t heus nog zo vreselijk niet, al zijn er dan weinig vooruitzichten.”
„Dat is ’t juist. We hebben ’t nog veel te goed, vergeleken bij anderen. Als ik ook niet zo’n egoïste was, dan zou ik niet eens van alles willen profiteren, wat ik nu heb. Maar ik kan ’t niet missen, ik ben er teveel aan gewend geraakt. Maar, dat heb ik me voorgenomen, alle grote luxe schrijf ik af. Ik heb ’t Bob ook al te verstaan gegeven, dat ik geen gebruik meer wens te maken van z’n boot en z’n auto en al de luxe waar ie gewend is me mee te omringen. Laat ie opwaaien, die nietsnut. Ik heb ’m gezegd, dat ie weer eens kan verschijnen als ie wat anders, wat beters heeft uitgevoerd dan maar eeuwig te luibakken en om me heen te hangen.”
„Alsjeblieft,” lachte Els, „dat zijn geen halve maatregelen! En waarom moest Tom de laan uit?”
„Die moest niet, die is vanzelf gegaan.”
„Mot gehad?”
„Helemaal niet. Tom is een reuze knaap! Je weet misschien niet, dat ie uit een erg onbemiddeld gezin komt en voor een beurs studeert. Daar maakt ie helemaal geen geheim van, anders zou ik ’t je niet vertellen.”
„Ik wist ’t. Hij heeft ’t me zelf eens verteld.”
„Nou, toen we die middag terug zeilden, kwam jouw plan nog eens ter sprake. Tom zei toen, dat ie zeker niet mee zou kunnen, want dat hij geen kans zag zoveel over te houden van z’n zakgeld. Bob bood natuurlijk direct aan alles voor hem te betalen.”
„Toch reuze goeiig,” vond Els.
„Als je zó’n boel hebt? Hij kan gewoon z’n maand