87
„Boos?”
„Helemaal niet. Maar als je iets tegen me hebt kun je ’t liever meteen zeggen.”
„Pch, pch,, pch!”
„Doe niet zo flauw!” snauwde Els. „Wat heb je eigenlijk?”
„Haal even m’n cigarettenkoker uit m’n badjas.” „Alsjeblieft, majesteit! En hier heb je meteen dat aanstekertje van je, dat ’t nooit doet, anders kan ik straks weer opstaan.”
„Thanks.”
Bea stootte rookwolkjes uit en Els keek ze na. Ze had vele vragen op de lippen, maar zweeg, want Bea scheen niet in de stemming en dan kon je beter je mond houden.
„Wat zou ze weer hebben?” dacht Els en ze gluurde door haar oogkiertjes naar Bea. „Ze ziet er de laatste tijd weer zo slecht uit. En ze heeft al haar trouwe vazallen hun congé gegeven. Bob loopt gewoon met een begrafenissnuit rond. Kijk ze daar nou zitten te paffen! Een schoorsteen gewoon! Raar wezen! Wie daar uit wijs kan worden is knap.”
„Ben jij nog bij je nichtje Jet geweest om eens te informeren hoeveel die wintersport beweging zou kunnen kosten?” vroeg Bea.
„Ik ga er vanavond heen. Ik heb toch gezegd, zodra ik klaar ben bij Eliza.”
„’t Zal genoegelijk zijn om tegen aan te kijken, als er tenminste iets van komt.”
„Ja.”
„Ik ben melig.”
„Heb ik in de gaten.”
„Je beheerst je meesterlijk, meisje. Je brandt van nieuwsgierigheid om te weten te komen waarom ik zo melig ben.”
„Verbeeldt je niks!”
„Pch, pch, pch!”