75
in!” zuchtte Bea. „Vreselijk mens ibeni je, Tom.” „Zie ik je vanavond nog bij de voorstelling?” vroeg Els, Bea.
„Vast en zeker,” beloofde deze.
„Ik roep je iets geks toe.” ;
„Pas maar op, dat je niet uit je rol tuimelt.”
„Nou, gedag lieden!” wuifde Els, terwijl ze op haar fiets sprong. „Denk aan de fiets van Til. Ze komt ’m morgen bij je af halen, Bob! Gedaagl”
„Kikker je een beetje op?” vroeg Henk, die een hele tijd zwijgend naast Til in het zand had gelegen.
„’t Is net of er een zware druk van m’n hoofd is weggenomen,” zei Til, die languit tegen een duin aan lag. „Ik ben je dankbaar, Henk. Die frisse zeewind is een genot en knapt een stadsmus helemaal op.”
Til’s kruivend zwart haar dartelde in de wind*
„Je lijkt wel een Papoea-vrouw,” lachte Henk. „Zalig, zo met je blote bol in de wind.”
Ze zwegen weer een poos en Til gluurde door haar oogkiertjes naar Henk. Ze zag zijn stevige kaken in hevig beweeg kauwen op een duinhelm.
„Hij is eigenlijk geen zier veranderd sedert we samen op de H.B.S. gingen,” dacht ze. „Dezelfde zwijgzame natuur. Een kerel uit één stuk. Een, waar je staat op kunt maken. Uiterlijk een onverschillige bonk, maar innerlijk vol tederheid. Dat juist hij nou zo dol verliefd op Bea moest worden. Ze passen helemaal niet bij mekaar, die twee. Goeierd, om er met mij op uit te trekken, terwijl ie duizendmaal liever bij Bea was gebleven.”
„Dat ik nou nooit genoeg krijg van die zee,” stoorde Henk haar gedachtengang. „Als ik aan land ben, jaag ik bijna iedere dag naar een van de badplaatsen om toch maar even die oude vriendin van me te zien.