73
Met een eind-snurk werd hij wakker, zat rechtop en zuchtte verbaasd rondkijkend:
„Wat een hette! Ik droomde net van snert met varkenskluiven! ”
„En dat moet mee naar de wintersport!” kreet Els. „Wat wintersport!” Tom keek met uitpuilende ogen in het rond. „We hebben hartje zomer en... kellner, breng mij een licht biertje! Wat een hette! Wat willen jullie? Ik geef een rondje. Hè, hè, is dat tukken! Waar praatten jullie over?”
Bea lichtte hem in.
„O, ja, daar hebben jullie ’t al eens meer over gehad. Goed voor m’n lijn, hè? Als ik maar niet hoog moet klimmen. Je moet altijd weer naar boven, als je op die dingen naar beneden zeult. Dat is het ongeluk!”
Tom veegde met z’n zakdoek over z’n glimmend vollemaansgezicht.
„En wat zou zo’n grap wel kosten?” informeerde hij dan. „Jullie weet, dat ’t bij mij alles behalve botertje tot de boom is. Maar voor de romantiek van een episode tussen de witte bergen wil ik wel enige maanden krom liggen en me van alle geneugten onthouden.”
Tom trok z’n wat smoezelig sporthemd, dat klef aanvoelde nog wat meer uit z’n leren gordel en het blousde bevallig over z’n te zware buikje.
„De romantiek tussen de witte bergen!” gierde Els. „Moet je die kamer-olifant daar zien zitten.”
„M’n lieve kind,” zei Tom en hij slokte het lichte biertje, dat de kellner hem gebracht had, in één teug naar binnen. „De ijle sneeuwlucht werkt als champagne! Eer je ’t weet zit je midden-in de romantiek. Maar denk er aan, de sneeuwliefde is vluchtig, charmant, een episode, champagne!”
„Ik geloof nooit, dat hij helemaal in orde is,” verontrustte Bea zich.