72
den kantoorplurk en ze verdient een schijntje.” „Begrijp ik niet,” verwonderde Bob zich. „Waar gaat ze dan heen? Toch niet naar een echte wintersportplaats. ”
„Neen, niet naar St. Moritz, of naar Ar osa, of weet ik veel,” spotte Els. „Wacht es, waar was ze heen? Ik heb thuis de kaarten nog, enig gewoon! Allemaal zulke griebesjes van huisjes in de sneeuw.”
. . . want Tom was in slaap gezeuld.
„Als je naar zo’n gehucht moet gaan en op zo’n koopje, kun je beter thuis blijven. Wat zeg jij ervan, Tom?” vroeg Bob.
Er kwam geen antwoord en ze schoten allemaal in een lach, want Tom, makkelijk gezeten in het rieten armstoeltje, het dikke hoofd over stag, was in slaap gezeuld.
„Even onder z’n kin kriebelen met een rietje.” Els pakte het rietje uit Tom’s sorbet-beker, plukte dit aan het ondereind uit elkaar en kriebelde er Tom mee onder zijn kin.